Organisatiecultuur in culturele organisaties

In de basis zijn de meeste theaters in Nederland gelijk in hun doelstellingen en in inrichting. Het zijn allemaal podia met weliswaar een andere technische inrichting maar over het algemeen beschikt elk theater over 1 of meerdere zalen, foyers, bars en kantoren. Ook hebben de Nederlandse theaters in de eerste plaats als doel om een voorziening te zijn waar mensen uit de stad of regio podiumkunsten kunnen beleven. De uitzonderingen daar gelaten, allemaal met financiële ondersteuning van een overheid en zonder winstoogmerk.

Daarom zou (voor een leek) de verwachting gewekt kunnen worden dat de verschillen in inrichting van de organisatie hierachter niet heel erg groot zijn, hooguit dat er een andere mix is van professionele/regionale voorstellingen en zakelijke verhuringen. Toch zijn de verschillen in de theater-organisaties erg groot. Niet zozeer door de omvang van het theater maar meer door een andere visie op (bedrijfs)cultuur die per theater verschilt.

Zelfs als de verschillende Missie & Visie documenten van de meeste theaters vergeleken worden dan is de basis overal gelijk: het bevorderen en plaats bieden aan gezelschappen. 
Het ene theater verwoordt dit smeuïger dan het andere. Van “Onze voorstellingen laten je genieten, nadenken, lachen” tot “Onze kerntaak is en blijft de podiumkunsten”.  
En sinds enkele jaren voegen de meeste theaters daar nog aan toe “Podium van De Stad” te zijn of te willen worden. 

De verwachting is daardoor dat je bij alle theaters eenzelfde soort organisatie en mix van personeelsleden, beleid en strategie zou aantreffen. De praktijk blijkt anders. 

Het ene theater is het andere niet blijkt in de praktijk. Zonder theaters te willen vergelijken zijn er wel degelijk verschillen. Waar komen deze vandaan?

Organisatiecultuur

De cultuur in een organisatie is medebepalend voor de prestaties van een organisatie. Een horeca-team dat alleen wordt afgerekend op de omzet draagt niet bij aan een warm ontvangst van de gasten die het theater bezoeken.

Een technisch team waarbij geïnvesteerd is in de kennis zal eerder de schouders er onder wil zetten om een voorstelling te laten slagen en zal ervoor zorgen dat gast-technici en spelers het theater als fijne werkplek ervaren wat ongetwijfeld de kwaliteit van de voorstelling ten goede komt. In ieder geval eerder dan bij een team technici dat door de organisatie als ‘toneelknechten’ wordt weggezet.

Om verschillen in organisatiecultuur en de effectiviteit van de organisatie te duiden ontwikkelden onderzoekers Quinn en Rohrbaugh een model genaamd ‘Competing Values Framework’. Het zogenoemde framework bestaat uit vier kwadranten, er is geen goed of fout, ze duiden alleen het verschil tussen organisaties aan.
Hierbij wordt uitgaan van 2 belangrijke verschillen in organisatieculturen: Het verschil in Flexibiliteit en het verschil in Focus.

Dit levert de volgende 4 organisatieculturen op:

  • Beheersgericht: Er wordt hoofdzakelijk gestuurd op de geldende procedures en regels. Het management richt zich vooral op coördinatie en organisatie. De organisatie richt zich vooral op stabiliteit. 
  • Mensgericht: De focus ligt op de medewerkers, de groei die zij maken. De focus is vooral intern. Er zijn gemeenschappelijke normen en waarden.
  • Resultaatgericht: De aandacht gaat uit naar de klant en andere relaties. Daarbij ligt de focus op productiviteit en op resultaat. Er is een duidelijk doel en strategie hoe dat doel te bereiken.
  • Innovatiegericht: Het team staat te allen tijde klaar om op veranderingen van buiten, door overheid/concurrentie/of andere omstandigheden te kunnen reageren. Dit vraagt om een creatieve en flexibele organisatie.


De organisatiecultuur wordt niet alleen bepaald door het management of de directie. Al zullen zij wel bepalende rol hierin hebben, het gaat tenslotte om de gehele organisatie. 
Het is goed om jezelf regelmatig de volgende vragen te stellen:

  • Wat is de huidige cultuur binnen mijn organisatie?
  • Wat voor soort cultuur zou ik willen binnen de organisatie?
  • Heeft mijn afdeling voldoende bijgedragen aan die gewenste cultuur?
  • Is mijn gewenste organisatiecultuur ook de wens van het management?

Subculturelen en afdelingen

In organisaties met een hogere diversiteit in taken en werkwijze ontstaan sneller subculturen, vaak met een eigen hiërarchie. In het theater zou je dit kunnen vergelijken met bijvoorbeeld een afdeling Marketing en een afdeling Techniek. 
Beiden hebben zij hun eigen werktijden en gewoonten waardoor een andere subcultuur niet ondenkbaar is. 
Waar de marketingmedewerker(s) op maandag tot 17 uur werken en om 16 uur gezamenlijk een kop thee te drinken, is het voor de afdeling Techniek logisch om op zaterdagnacht om 2 uur de dag af te sluiten met een (alcoholisch) drankje samen met het bezoekende gezelschap. 
Een groter contrast binnen een theaterorganisatie is haast niet denkbaar. 
Toch is de gehele organisatie gezamenlijk verantwoordelijk voor het theater als bedrijf en haar presentatie zowel intern als extern. 
De grote uitdaging is dus om deze subculturen samen 1 organisatie te laten zijn: een uitdagende taak voor directie en management.

Leiderschapsstijl directie / management / bestuur

Het management van een organisatie speelt een belangrijke rol bij het tot stand komen, behouden of het veranderen van een cultuur in de totale organisatie.

En dit geldt zeker in een relatief kleine organisatie zoals de meeste theaters in Nederland. 

In hoofdlijnen ligt de basis voor de verschillen in organisatie bij de meeste theaters in de keuzes van de directie (en/of het bestuur). 

Niet alleen door leiderschapsstijl maar ook door visie op het theater: 
kiest een directie voor een programmering waarin uitsluitend ruimte is voor gesubsidieerde cultuur met een hoofdletter C en die hoofdzakelijk bestaat uit toneel en dans, 
of kiest een directie voor een aanpak waarbij het vooral om de inkomsten gaat met alleen cabaret en andere uitverkochte podiumkunsten? 

En natuurlijk er zijn ontelbare variaties op deze twee uitersten. Maar de keuze die hierin gemaakt wordt zegt iets over het soort theater dat men wil zijn en daarmee ook iets over het soort organisatie. 

Zoveel managers er zijn, zoveel wordt er ook geschreven over management en leiderschap. Er zijn heel veel theorieën en werkwijzen mogelijk. Een van de meest voorkomende modellen over leiderschapsstijlen is die van de onderzoek Ken Blanchard. Deze heeft eenzelfde soort kwadranten-opbouw als het framework van organisatieculturen.

Alleen nu met een verdeling tussen veel of weinig Sturend Gedrag en veel of weinig Ondersteunend Gedrag.

Interessant aan dit model is dat er een ontwikkeling van een organisatie, afdeling of persoon in te herkennen is: Van stijl 1 (rechtsonder), via stijl 2, gevolgd door stijl 3 naar stijl 4.


Dit wekt de suggestie dat iedere medewerker of afdeling de leiderschapsstijl krijgt die hij/zij nodig heeft (in de ogen van de leidinggevende!). 

  • Stijl 1 – Leiden: De leidinggevende is de baas en geeft exact aan wat en hoe iets moet gebeuren en schrijft voor wie er wat precies doet.
  • Stijl 2 – Begeleiden: Taken worden gedetailleerd benoemd maar er is ruimte voor feedback, de ander te raadplegen.  Uiteindelijk worden alle taken gecontroleerd door de leidinggevende
  • Stijl 3 – Steunen: Leidinggevende en medewerker kijken samen naar wat en hoe er uitgevoerd moet worden. De leidinggevende is klankbord en helpt op verzoek. 
  • Stijl 4 – Delegeren: De leidinggevende bepaalt de kaders waarin er gewerkt wordt, de beslissingen en werkwijze worden bepaald door de medewerker zelf. De medewerker heeft de nodige bevoegdheden. 

De keuze in leiderschapsstijl zegt dus niet alleen iets over de directie of manager maar ook over de medewerker en zijn of haar competenties. 

Zoals gezegd: In de genoemde stijlen en culturen is geen goed of fout. De cultuur en de inrichting van een organisatie is van heel veel factoren afhankelijk en altijd een mix van diverse factoren. Er zal geen theater te vinden zijn dat zich uitsluitend richt op externe factoren zoals subsidies of interne factoren en zich alleen maar bezighoudt met het welzijn van de medewerkers. En zo is er ook geen directeur te vinden die zich alleen maar om ‘hogere cultuur’ druk maakt of die zich uitsluitend inzet voor de regionale gezelschappen. 
De mix van al die ingrediënten maakt misschien wel het verschil tussen een culturele instelling en een bedrijf in de cultuursector.

De huidige omstandigheden met alle beperkende maatregelen in verband met Covid-19 bieden de mogelijkheid om opnieuw naar de eigen organisatie te kijken en je af te vragen of (en zo ja hoe) er zaken moeten veranderen.


Verandering is natuurlijk altijd spannend maar het mag geen belemmering zijn om stappen vooruit te maken.

Positief kijken naar een theater met kap

Een theater in een anderhalvemetersamenleving lijkt niet mogelijk zonder dat verdienmodellen en andere economische aspecten veranderen. Het blijft goed om hier over na te denken want wat technici, musici en anderen in de theatersector op dit moment factureren moet echt anders. 
Maar al deze veranderingen tegelijk lijken voor dit moment te veel. 

Is er een alternatief?

Is theaterbezoek mogelijk met een mondkapje voor? Uiteraard moet dit eerst worden toegestaan, de vraag is hoe we dat dan op gaan lossen? Niet alleen praktisch maar ook psychologisch.

Voorlopig is er nog een tekort aan mondkapjes, maar stel nou dat er wel voldoende zouden zijn. 
Mag je dan met een collega of vriend naar het theater? Moet er dan 1 stoel tussen want dan zou een zaal van 800 stoelen misschien wel 500 gasten kunnen ontvangen. 
Kan de zaal dan weer 100% bezet zijn? Dit zou voor veel voorstellingen een oplossing zijn. En alles kan dan blijven zoals het was. 

Zit je dan ontspannen in een theaterzaal? Durft het publiek dan weer te komen? Of is alle concentratie weg en de paniek compleet als 1 iemand begint te hoesten?

En als dat kan, dan is er nog meer mogelijk. Een pauze met toiletgebruik en daarmee de mogelijkheid dat de artiest weer even op adem kan komen is dan ook weer een bespreekbaar. Of het dan ook weer mogelijk wordt om weer een drankje in de pauze of achteraf te bestellen is nog maar de vraag.

En hoe zou dit op het podium eruitzien? Een acteur of danser met een mondkapje is misschien een gek gezicht. Een fagottist met mondkapje is uiteraard niet mogelijk. 

Of levert het dit ook weer nieuwe artistieke ideeën op? 
Mondkapjes met ingebouwde LED-verlichting of met blacklightverf. 
Is er een choreografie te maken met 1,5 meter onderlinge afstand? 
Kun je uberhaupt ademhalen als je intensief moet dansen en moet ademhalen? 
Kan een orkest optreden als er om elke musicus een plexiglas-scherm staat? En kunnen we deze schermen dan weer gebruiken voor projectie?

We moeten als creatieve sector toch een mogelijkheid kunnen vinden om het ‘nieuwe normaal’ niet alleen werkbaar te maken maar ook te gebruiken voor nieuwe ideeën in artistiek maar ook praktisch en zakelijk opzicht. 

Ik daag  alle theatermakers, directeuren, impresariaten, acteurs, technici, publieksbegeleiders en verder iedereen die voor of achter de schermen werkt uit. 
Kom maar door met oplossingen maar bovenal met de samenwerking. 

Opgelucht naar het theater

Ventilatie in crisistijd

Laten we nog steeds op hopen betere berichten maar op dit moment moeten we rekening houden met de mogelijkheid dat de anderhalvemeter-samenleving door de Coronacrisis nog wel langer gaat duren. 
Er is extra geld nodig voor vrije theaterproducenten, theaters, leveranciers, zzp’ers enz. Maar hoe gaan we samen de praktische zaken regelen? 
Naast de vraag hoe we gasten weer in de theaterzaal kunnen ontvangen, zijn er nog veel uitdagingen. 

Bijvoorbeeld hoe we omgaan met de ventilatie van de zaal.

Maurice De Hond schreef op zijn website over wetenschappelijke onderzoeken die er op wijzen dat goede ventilatie in een gesloten ruimte verspreiding kan helpen voorkomen.

Op basis van ‘gezond boer’n verstand’ is dit ook een logische gedachte. Je wil niet dat de druppeltjes (aerosols) waar het RIVM het over heeft blijven hangen in de zaal, maar juist zo snel als mogelijk weg zijn. 
De onderzoeken waar Maurice de Hond aan refereert zeggen ook iets over de luchtvochtigheid en temperatuur. 

Belangrijk om te beseffen: Er is nog geen uitspraak van het RIVM hierover. Als theaters, ontwerpers, producenten en leveranciers kunnen we hier wel alvast over na gaan denken.

Kun je als theater/gebouwbeheerder controle krijgen over je luchtbehandeling of dit een gestuurd Gebouwbeheerssysteem waar je bijna geen invloed op hebt? 
We weten het nog niet zeker maar ik kan me voorstellen dat je juist zoveel mogelijk lucht wil afzuigen uit je theaterzaal en de verversing van lucht zo maximaal mogelijk wil hebben. Misschien zolang er nog beperkte maatregelen zijn, misschien wordt ook dit wel het nieuwe normaal?

Recirculatie van warme lucht levert een besparing op en is een logisch onderdeel van een duurzame installatie. Of we dat nog steeds willen in het nieuwe normaal weet ik niet. Maar het is goed om te weten of je als theater dit soort oplossingen kan overbruggen/uitschakelen.

En wat betekent dat voor je theatervoorstelling? Heeft het nog zin om een rookmachine/hazer in te zetten als we maximaal lucht gaan verversen? Welke gevolgen heeft het maximaal sturen van de luchtbehandeling op het geluid, gezoem in de zaal en daarmee voor je voorstelling of commerciële activiteit? 

Dit soort zaken kunnen we nu alvast gaan onderzoeken. Hopelijk is het niet nodig maar als we samen zoeken naar oplossingen komen we als culturele sector vooruit.

De (on)mogelijke toekomst van theater

Gisteren maakte ik een foto van een theaterzaal in de nieuwe Anderhalvemeter-samenleving. Om te laten zien hoe de corona maatregelen effect gaan hebben op de culturele sector. Aan de hoeveelheid tweets van theaterliefhebbend Nederland te zien is dit een onwerkelijke gedachte.
Het is een onaangename blik in de toekomst.

Theaterzaal in een anderhalvemeter-samenleving
Een zaal met 700 stoelen en nog maar 135 beschikbare plekken in een 1,5m samenleving

Dit theaterseizoen is verloren
Vanochtend meldde NU.nl dat minister Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Ingrid van Engelshoven verwacht dat het huidige seizoen voor de culturele sector helaas is verloren. De culturele sector is een vitale sector, maar de omzetderving is vele malen groter dan ooit opgelost kan worden. De schade voor deze belangrijke sector is gigantisch.

Helaas is de cultuursector na alle bezuinigingen niet zo veerkrachtig als dat zou moeten. Om op een innovatieve manier zichzelf opnieuw uit te vinden en de omslag naar ‘het nieuwe normaal’ te maken, is de steun vanuit Den Haag bittere noodzaak.

Theater na Covid-19
Niemand weet hoe de toekomst eruit zal zien, ook niet na de Covid-19-crisis. Er zijn wel twee dingen zeker:

  • Theater zal de komende seizoenen niet meer hetzelfde zijn.
  • De culturele sector heeft steun nodig om te veranderen en te overleven.

Gelukkig ziet minister Van Engelshoven mogelijkheden: ze wil de sector zo ondersteunen dat als we naar het nieuwe normaal gaan de cultuurketen weer gaat werken!

Zie de blog van gisteren van een worstcasescenario naar een mogelijk ‘nieuw normaal’-scenario.

Een nieuwe cultuur en ander normaal

Het oude normaal is niet meer en op dit moment leven we in een anderhalvemeter-samenleving. Afstand houden, thuisblijven en de culturele sector en de evenementenwereld liggen volledig stil. 
Zonder steun vanuit Den Haag in de vorm van een cultuurfonds of iets dergelijks gaat er te veel verloren in deze sector.

Technici, verhuurbedrijven in licht en geluid, suppoosten, rondleiders, ontwerpers, acteurs, iedereen die voor en achter de schermen werkt zit thuis totdat de beperkingen voorbij zijn en we met zijn allen weer verder mogen waar we gebleven waren.

Maar of we echt verder kunnen waar we gebleven waren, is nog maar de vraag. Zoals het er nu naar uitziet, is de kans groot dat bijeenkomsten zoals theater, musea en evenementen pas als laatste weer open mogen. En zelfs dan nog niet eens op de ‘ouderwetse’ manier.

Wellicht eerst voor een kleine groep bezoekers en dan wordt dat (hopelijk?) stapsgewijs opgeschaald.

De grote vraag is dan of het weer normaal wordt om met een paar honderd man schouder aan schouder op een festival te staan of in een theater te zitten. Of wordt het nieuwe normaal voor de komende 10 jaar een onderlinge afstand? Laten we hopen van niet, maar we moeten ook eerlijk zijn dat het wel een tijd gaat duren voor dat we weer in een theaterzaal of museum zitten en niet in collectieve paniek schieten als er één iemand begint te hoesten. Want voorlopig kan één hoestbui de concentratie van zowel artiest als publiek meteen doen verdwijnen.

Laten we hopen op het beste, maar wel alvast nadenken over het nagenoeg onmogelijke scenario. Waarbij we niet moeten vergeten dat de creatieve sector alles zal doen om er weer bovenop te komen, in welke vorm dan ook, hoe lang het ook zal duren. We zijn niet voor niets de creatieve sector.

Cultureel Ondernemerschap in Coronatijd

Niemand kan de toekomst voorspellen, maar vooruit denken is ook (cultureel) ondernemerschap.

Als de anderhalvemeter-samenleving het nieuwe normaal gaat worden voor, wie weet, de komende jaren, dan is de impact groot en zal alles anders moeten. Het huidige plan van minimale restitutie van ticketgelden en het idee van vouchers kan waarschijnlijk de prullenbak in, het hele partagesysteem in de theaterwereld kan op de schop en hopelijk kan in een nieuw systeem ook fatsoenlijke betaling komen voor de ZZP’ers die nu/in het oude systeem soms het onmogelijke bedrag van € 20,00 per uur factureren en dus geen voorzieningen voor de toekomst hebben.

In een huidige theaterzaal van 700 stoelen kunnen dan nog maar ca. 135 gasten terecht als zij 1,5 meter afstand van elkaar moeten houden.

Het in- en uitlopen van de zaal zal gecontroleerd moeten gaan en de vraag is of je nog een pauze kan houden in een voorstelling.

Dat laatste zal met de bestaande voorstellingen wel nodig zijn, want niemand kan van een danseres, acrobaat of acteur verlangen om 120 minuten aan één stuk op te treden. Theater blijft topsport om te maken.

Daarbij zou de begeleiding van de pauze in stijl van de voorstelling moeten zijn. Als je net de eerste helft van mooi toneelstuk hebt gezien over leven en dood, wil je niet dat de beleving verpest wordt door een te jolige theatermedewerker. Dus wellicht moet de begeleiding van de pauze uit- en inloop begeleid worden door het theatergezelschap?

En hoe ga je die 135 bezoekers door het pand begeleiden als theater? De huidige ticketsystemen zijn nog niet instaat om groepen te verdelen.

Een schot voor de boeg:

Rij 1 tot en met 8 wordt groep Rood, Rij 9 tot en 16 groep Groen, Rij 17 tot en met 24 groep Blauw. De groepen worden verdeeld over 3 verschillende foyers in het pand en worden door een theatermedewerker opgehaald en kunnen zich dan opstellen voor de ingangen van de zaal. Uiteraard met 1,5 meter lijnen op de vloer.

De placering van de gasten zal rekening moeten houden met ca 3 lege stoelen en 1 lege rij tussen de ‘setjes’ bezoekers. Ervan uit gaande dat bezoekers zelf de eerlijkheid hebben om aan te geven of ze met hun partner komen of met de buurvrouw: 2 stoelen naast elkaar cq. ieder een eigen stoel met 3 lege stoelen ertussen. En moeten al deze ‘single seats’ net zoveel blijven kosten als ‘setjes’ van 2 stoelen? 1 losse stoel kost in een anderhalvemeter-samenleving tenslotte veel meer ruimte en dus geld. 

En dan natuurlijk de vraag: wie dit gaat placeren? Het ticketsysteem met zijn online betaling of de medewerker van het theater?

Deze praktische zaken zijn met een beetje goede wil en creativiteit nog wel op te lossen.

Een andere manier van denken

Met het nieuwe COVID-19 virus zijn er heel veel beperkingen gekomen die impact gaan hebben op de culturele sector. Hoe gaan we dat praktisch oplossen?
Wat een enorme impact zal hebben is de vraag hoe je omgaat met een compleet ander verdienmodel als je nog maar 1/6 van je betalende theaterbezoekers kan ontvangen.

Staat een cabaretier dan niet meer 2 avonden voor een volle zaal, maar 12 avonden achter elkaar om hetzelfde aantal bezoekers te halen? Dit heeft een mega impact op de personeelskosten van zowel het theater als het theatergezelschap/artiest.

Het is onmogelijk om de theaterkaartjes 6x zo duur te maken. Ten eerste verlies je 99% van je publiek doordat theaterbezoek onbetaalbaar wordt en daarnaast is met huidige partagesysteem, waarbij er ca 70% van de ticketprijs naar het gezelschap/impresariaat gaat en 30% voor het theater is bestemd, geen oplossing.

En uiteraard geldt dit ook voor de horeca. Als een restaurant in het oude systeem 60 gasten kon ontvangen en in een anderhalvemeter-samenleving nog maar 10 is het geen oplossing om het eten en drinken 6x zo duur te maken. Gasten zullen wegblijven.

Wellicht kunnen de kosten omlaag. De grootste kostenpost zijn de medewerkers die met hart en ziel aan een productie werken of zich de benen onder het lijf vandaan rennen in de horeca. Die kosten zijn niet zomaar te verlagen. Sterker nog, ze zouden juist hoger moeten worden.

Misschien kan een basisinkomen vanuit de overheid dit probleem oplossen. Dan kunnen personeelskosten omlaag omdat er al een vast inkomen is. 

En wie weet is er nog wel een andere slimme oplossing voor deze uitdaging.

Hopelijk zal de toekomst er beter uit gaan zien dan dit bizarre beeld en kunnen we in de zomer van 2021 weer met zijn allen op de ouderwetse manier naar concerten, festivals, musea en theaters. En voor alles wat afwijkt van het ‘oude’ normaal zullen we hele goede oplossingen moeten vinden die verder gaan dan een voucher en het binnen houden van de centen. 

Een nieuwe manier van denken is dan heel erg noodzakelijk.